(Gerechtvaardigde) schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid c.q. volmachtverlening?

(Gerechtvaardigde) schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid c.q. volmachtverlening?

BV X en BV Y hebben een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de leverancier van koffie. Tot de essentiële verplichtingen aan de zijde van BV Y behoort de verplichte afname van tenminste 30.000 kilo koffie per jaar uit het assortiment van de koffieleverancier. Ingeval van niet-nakoming van deze verplichting is BV Y gehouden om aan de koffieleverancier een boete te betalen. BV Y komt deze afnameverplichting niet na hetgeen leidt tot een kort geding (rechtbank Arnhem, 6 juli 2011, LJN: BR2875).

Het geschil tussen partijen betreft in de kern de nakoming van de verplichtingen uit de samenwerkingsovereenkomst tussen enerzijds de koffieleverancier en anderzijds BV Y. De vraag is of BV Y gebonden is aan de samenwerkingsovereenkomst en dus gehouden is tot nakoming van de afnameverplichting.

De eerste vraag die partijen verdeeld houdt is of de samenwerkingsovereenkomst tussen de koffieleverancier en BV Y rechtsgeldig tot stand is gekomen. Vaststaat dat de samenwerkingsovereenkomst zowel namens BV X als BV Y gesloten en ondertekend is door bestuurder Q. Volgens de samenwerkingsovereenkomst is bestuurder Q statutair bestuurder van zowel BV X als BV Y. Echter, niet in geschil is dat bestuurder Q in het geheel geen statutair bestuurder was en is van BV Y, noch dat hij statutair gevolmachtigde was en is van BV Y.

De rechter oordeelt dat geen rechtsgeldige samenwerkingsovereenkomst tot stand is gekomen tussen BV Y en de koffieleverancier. Immers, door raadpleging van het handelsregister van de Kamers van Koophandel had de koffieleverancier kunnen achterhalen dat Q geen statutair bestuurder van BV Y is, maar een andere persoon. Dit verzuim in onderzoek kan toegerekend worden aan de koffieleverancier. Dat de koffieleverancier bij het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst in de veronderstelling was dat Q statutair directeur van BV Y was komt dan ook voor haar eigen rekening.

Ook de omstandigheid dat Q commercieel directeur is van BV Y, betekent niet dat hij uit dien hoofde ook bevoegd is namens BV Y bindende (samenwerkings)overeenkomsten te sluiten. Immers, enkel de statutaire bestuurder(s) of gevolmachtigde(n) danwel iemand die daartoe over een bijzondere volmacht beschikt zijn bevoegd een BV in het (economisch) rechtsverkeer te vertegenwoordigen en namens de BV bindende rechtshandelingen te verrichten, zoals het sluiten van een overeenkomst.

Kortom: BV Y is onbevoegd vertegenwoordigd en daarom niet gehouden tot nakoming van de samenwerkingsovereenkomst, meer in het bijzonder de afnameverplichting, met de koffieleverancier.

De rechter beantwoordt vervolgens de vraag of BV Y toch gebonden is aan de samenwerkingsovereenkomst omdat BV Y de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft gewekt. Voor het aannemen van een (gerechtvaardigde) schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid c.q. volmachtverlening is vereist dat de vertegenwoordigde, in casu BV Y, zelf de schijn van de aanwezigheid van een toereikende volmacht van de vertegenwoordiger, in casu Q, heeft gewekt bij de koffieleverancier. Met andere woorden: de schijn van een toereikende volmacht moet zijn gewekt door BV Y en niet door Q. De koffieleverancier moet de gewekte schijn stellen en bij voldoende betwisting door BV Y bewijzen. De stellingen van de koffieleverancier slaan voor het overgrote deel op de schijn die gewekt zou zijn door Q zelf (en niet door BV Y). Die schijn is echter niet van belang voor toerekening van de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid c.q. volmachtverlening in bovenbedoelde zin aan BV Y.

Uit het verhandelde ter zitting is onvoldoende aannemelijk geworden dat door verklaringen of gedragingen van BV Y zelf bij de koffieleverancier de schijn is gewekt dat Q bevoegd was als vertegenwoordiger c.q. gevolmachtigde van BV Y namens BV Y de samenwerkingsovereenkomst te sluiten. Dit betekent dat BV Y ook niet op grond van opgewekte schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van c.q. volmachtverlening door Q aan de samenwerkingsovereenkomst is gebonden.

Voorts heeft de koffieleverancier gesteld dat BV Y door uitvoering te geven aan de onbevoegd gesloten samenwerkingsovereenkomst deze overeenkomst achteraf heeft bekrachtigd, waardoor BV Y gehouden zou zijn tot nakoming van de afnameverplichting.

Dat BV Y zeer beperkte hoeveelheden koffie heeft afgenomen van de koffieleverancier betekent niet dat BV Y uitvoering heeft gegeven aan de samenwerkingsovereenkomst. Aannemelijk is dat de enkele bestellingen van BV Y veel meer te herleiden zijn tot een normale bedrijfsvoering van BV Y zonder dat er enige samenhang is met de samenwerkingsovereenkomst. Nu er geen sprake is van bekrachtiging van de samenwerkingsovereenkomst door BV Y is BV Y ook deswege niet gebonden aan de samenwerkingsovereenkomst.

De vorderingen van de koffieleverancier zijn afgewezen.

Voor meer informatie over (gerechtvaardigde) schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid c.q. volmachtverlening kunt u contact opnemen met mr. Laurens Bezoen, lid van de praktijkgroep Ondernemingsrecht en Insolventierecht.

Voor meer blogs over Ondernemingsrecht en Insolventierecht: klik hier

Deze blog is met veel aandacht en zorgvuldigheid geschreven, maar bevat informatie van  algemene informatieve aard. De informatie in de blog kan, afhankelijk van de omstandigheden van uw specifieke geval, niet of verminderd van toepassing zijn. De informatie in de blog dient derhalve niet als juridisch advies te worden beschouwd. Daniels Huisman aanvaardt dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit de blog.

Bericht delen via: