Voorschot kosten asbestsanering

Voorschot kosten asbestsanering

Deze blog is met aandacht en zorgvuldigheid geschreven, maar bevat informatie van algemene en informatieve aard. De informatie in de blog kan, afhankelijk van de omstandigheden van uw specifieke geval, niet of verminderd van toepassing zijn. De informatie in de blog dient derhalve niet als juridisch advies te worden beschouwd. Daniels Huisman aanvaardt dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit de blog.

Een opdracht tot het slopen van een gebouw wordt na een aanbesteding regelmatig gegund terwijl op dat moment nog niet volledig in kaart is gebracht hoeveel asbest er in het werk is verwerkt. Veelal wordt dan volstaan met het bij het bestek bijsluiten van asbestinventarisatierapporten type A. Het is dan aan de inschrijvers om de totale hoeveelheid asbest in te schatten en een prijs te aan te bieden waartegen alle asbest in het werk zal worden verwijderd. Pas na contracteren wordt de ontbrekende type B-inventarisatie opgesteld. Daaruit kan blijken dat er meer asbest zal dienen te worden gesaneerd dan waarvan (een of beide) partijen aanvankelijk bij contracteren uitgingen.

De vraag rijst dan wie de kosten van het saneren van de in het type B aangetroffen extra asbest dient te betalen. In de praktijk is daarbij ook van belang in hoeverre een opdrachtgever verplicht kan worden gedurende de uitvoering van deze werkzaamheden die kosten al te vergoeden aan de aannemer en dus niet na afloop van de werkzaamheden en misschien een daarover te voeren procedure.

Onlangs kwam zo’n situatie aan de orde in een kort geding procedure bij de rechtbank Overijssel (ECLI:NL:RBOVE:2014:6162). Een aannemer had door middel van een meervoudig onderhandse aanbesteding opdracht tot sloop van een woonwijk gekregen. De inventarisatierapporten type A waren bij het bestek gesloten. Nog niet alle woningen waren geïnventariseerd omdat een deel ten tijde van het onderzoek nog bewoond was. De type B rapportage diende nog te worden opgesteld. Dat was in het bestek vermeld. Ook was in het bestek vermeld dat de aannemer ervan uit diende te gaan dat alle aangetroffen asbesthoudende toepassingen die tijdens de oorspronkelijke bouw en verbouwingen waren aangebracht ook aanwezig waren in de niet geïnventariseerde woningen. De aannemer werd geacht de kosten voor de asbestsanering van zowel de geïnventariseerde als niet-geïnventariseerde woningen zijn prijsaanbieding mee te nemen. Voor wat betreft de oorspronkelijke bouwtekeningen vermelde het bestek dat de aannemer werd verwezen naar het digitaal bouwarchief van de gemeente, waarbij de aannemer geacht werd op de hoogte te zijn van informatie uit het archief.

Nadat de bewoners waren vertrokken en de type B inventarisatie was gemaakt, bleek dat er zich in de woningen veel meer asbest bevond dan in de type A rapporten was vermeld. De aannemer was van mening dat de opdrachtgever de saneringswerkzaamheden als gevolg van het in de type B asbestinventarisaties aangetroffen extra asbest, diende te vergoeden.

De opdrachtgever was van mening dat dat extra asbest voor rekening en risico van de aannemer diende te komen. Het grootste deel van de asbest was aangetroffen in Muwi-wanden. Volgens de opdrachtgever zou de aannemer hebben geweten dat er in zo’n systeem veel asbest is toegepast.

De voorzieningenrechter achtte het van belang dat de aannemingsovereenkomst tot stand was gekomen na een onderhandse aanbesteding en dat over dat bestek partijen dus niet hebben kunnen onderhandelen. Het betreft hier de uitleg van het bestek. Daarbij gaat het er dus om wat de aannemer redelijkerwijs heeft moeten begrijpen en om hetgeen de opdrachtgever daaromtrent redelijkerwijs mocht verwachten.

De voorzieningenrechter was van oordeel dat in het bestek en in de nota van inlichtingen nergens was geformuleerd dat het verwijderen van meer asbest, genoemd in de type B rapportage, tot het aangenomen werk behoorde.

Tevens bleek dat in de door de opdrachtgever verstrekte asbestinventarisatierapporten type A dit wandensysteem niet expliciet als asbesthoudend genoemd, terwijl dit systeem in de garageboxen wel zichtbaar was. Gelet hierop behoefde de aannemer tijdens de aanwijs deze wanden of stelplaatjes niet als asbesthoudend aan te merken. Dit te meer daar de aannemer stelde nooit eerder een Muwi-systeem tegengekomen te zijn en de opdrachtgever bij de nota van inlichtingen expliciet had vermeld dat de type A rapporten een representatief beeld geven van de aangetroffen asbest. De voorzieningenrechter overwoog daarbij nog dat indien het algemeen bekend is dat het Muwi-systeem asbesthoudende toepassingen bevat, het op de de weg van de opdrachtgever had gelegen om over het saneren van deze toepassingen duidelijke en ondubbelzinnige wijze bepalingen op te nemen, en dat zij dat niet heeft gedaan.

De aannemer hoefde redelijkerwijs niet te verwachten dat de bij type B aangetroffen asbest zodanig zou afwijken van de bestekstukken zoals thans het geval is. Ook oordeelt de voorzieningenrechter dat de aannemer niet had hoeven te verwachten dat het saneren van dit extra asbest tot het aangenomen werk behoorde. Dit geldt zeker nu destructief onderzoek pas mogelijk was na inschrijving. Omdat de voorzieningenrechter van oordeel was dat de opdrachtgever in een bodemprocedure in ieder geval een deel van het meerwerk zal dienen te voldoen en het in het belang van beide partijen is dat het werk niet stagneert, veroordeelde de voorzieningenrechter de opdrachtgever om een deel van het meerwerk als voorschot te vergoeden aan de aannemer.

Zoals gezegd doen vergelijkbare situaties zich, zeker bij aanbestedingen, vaker voor. Wanneer tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden aannemers meer asbest aantreffen dan zij op basis van de bestekstukken hoeven te verwachten, is het mogelijk -al dan niet via een kort geding procedure- de extra kosten geheel of gedeeltelijk te laten vergoeden tijdens de uitvoering van de werkzaamheden. Het betreft weliswaar alleen een voorschot en geen definitieve uitspraak over de vraag voor wiens rekening de extra asbest verwijderd dient te worden, maar de kosten behoeven niet te worden voorgefinancierd en de uitspraak is voor verdere onderhandelingen over de vraag wellicht ‘richtinggevend’.

Heeft u vragen hierover of over andere aspecten met betrekking tot bouwrecht of asbest?

Neem vrijblijvend contact op met Mr. Koert Kroeze, schrijver van deze blog-bijdrage en lid van de praktijkgroep Bouwrecht.

Voor meer blogs van de praktijkgroep Bouwrecht: klik hier

Deze blog is met aandacht en zorgvuldigheid geschreven, maar bevat informatie van  algemene en informatieve aard. De informatie in de blog kan, afhankelijk van de omstandigheden van uw specifieke geval, niet of verminderd van toepassing zijn. De informatie in de blog dient derhalve niet als juridisch advies te worden beschouwd. Daniels Huisman aanvaardt dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit de blog.

Bericht delen via: