Soms is een taakstraf alleen niet voldoende

Soms is een taakstraf alleen niet voldoende

In 2012 werd artikel 22b Wetboek van Strafrecht van kracht. Het eerste lid van dit artikel bepaalt, kort gezegd, dat een taakstraf niet kan worden opgelegd voor een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld én een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad. Het tweede lid van het artikel bepaalt dat aan een veroordeelde geen taakstraf kan worden opgelegd, indien de veroordeelde vijf jaren voorafgaand aan het door hem gepleegde misdrijf wegens een soortgelijk misdrijf een taakstraf heeft verricht dan wel den tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis is bevolen (dit laatste gebeurt indien de taakstraf niet danwel niet naar behoren is verricht. Artikel 22b Wetboek van Strafrecht is van toepassing op feiten gepleegd na 3 januari 2012.

Artikel 22b lid 1, ofwel ernstige inbreuk op lichamelijke integriteit
Het eerste lid schrijft voor dat met een taakstraf niet volstaan kan worden, indien er sprake is geweest van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Bij zeden- en geweldsmisdrijven is in beginsel steeds sprake van een inbreuk op de lichamelijke integriteit. De ernst van de inbreuk op de lichamelijke integriteit is bepalend voor de mogelijkheid om een taakstraf op te leggen.

Uit de jurisprudentie blijkt dat in veel gevallen niet direct duidelijk was of er sprake was van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van een slachtoffer. In geval van het opdringen van een tongzoen, was geen sprake van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit en werd een taakstraf passend geacht. Bij een verdachte die bij een vechtpartij zwaar lichamelijk letsel veroorzaakte werd daarentegen geoordeeld dat er wel sprake was van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit en kon niet worden afgedaan met enkel en alleen het opleggen van een taakstraf. Indien niet meteen duidelijk is of er sprake is van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van een slachtoffer, wordt aan de rechter overgelaten om te beoordelen of een taakstraf een passende straf is. Daarnaast kan niet alleen een taakstraf worden opgelegd bij veroordeling van een aantal specifieke delicten, waaronder (het bezit van) kinderpornografie en jeugdprostitutie.

Artikel 22b lid 2, ofwel niet de eerste keer een taakstraf?
Indien een veroordeelde voor een soortgelijk delict al eerder een taakstraf heeft uitgevoerd dan wel de vervangende hechtenis is bevolen wegens het niet (naar behoren) uitvoeren van een taakstraf, kan evenmin volstaan worden met het opleggen van wederom een taakstraf. Gedachte hierachter is dat wederom een taakstraf bij een soortgelijk delict niet passend zou zijn, aangezien een eerdere taakstraf kennelijk geen gedragsverandering heeft bewerkstelligd. 

Heeft invoering van dit artikel verandering gebracht in de opgelegde straffen?
De invoering van dit artikel heeft de vraag opgeworpen of rechters zich beperkt zouden zien in het opleggen van passende sancties. Hoewel een aantal gerechtelijke instanties het artikel de eerste maanden na inwerkingtreding ontweken, lijkt de uitzondering op lid 1 en 2 (vermeld in artikel 22b lid 3 Wetboek van Strafrecht) een oplossing te zijn voor het ‘omzeilen’ van lid 1 en 2. De verdachte dient dan wel in voorarrest te hebben gezeten.

In het derde lid is een uitzonderingsgrond opgenomen die bepaalt dat van de beperkingen in het eerste en tweede lid kan worden afgeweken indien naast de taakstraf een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel wordt opgelegd. Aangezien de wet niets bepaalt over de lengte van de onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, blijkt uit de praktijk dat bij oplegging van deze straf vaak aansluiting wordt gezocht bij het aantal dagen waarop een verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Heeft een verdachte bijvoorbeeld drie dagen in verzekering / voorlopige hechtenis doorgebracht, dan legde de rechter, naast een taakstraf, vaak een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op van drie dagen onder aftrek van het voorarrest. De onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft hiermee een symbolische waarde gekregen. Met name bij minder ernstige zaken, waarbij de verdachte niet in voorarrest heeft gezeten, wordt het taakstrafverbod wel als problematisch ervaren. Met name het tweede lid blijkt alsdan voor de rechter als beperking in de straftoemeting te worden opgevat. Niet zelden wordt wederom een taakstraf, bijvoorbeeld vanwege de persoonlijke omstandigheden, het meest passend geacht. Nu het tweede lid de mogelijkheid blokkeert om nogmaals een taakstraf op te leggen, dient de rechter te kiezen tussen ofwel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan wel een lichtere maatregel dan de gevangenisstraf, te weten een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf of een geldboete.  Veelal wordt in dat geval toch voor de laatste optie gekozen.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met een van de leden van de praktijkgroep Strafrecht.

Voor meer blogs van de praktijkgroep Strafrecht: klik hier

Deze blog is met veel aandacht en zorgvuldigheid geschreven, maar bevat informatie van  algemene informatieve aard. De informatie in de blog kan, afhankelijk van de omstandigheden van uw specifieke geval, niet of verminderd van toepassing zijn. De informatie in de blog dient derhalve niet als juridisch advies te worden beschouwd. Daniels Huisman aanvaardt dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit de blog.

Bericht delen via: