<strong>Bijzondere zorgplicht tegenover kapitaalverschaffers in besloten (familie-)ondernemingen</strong>

Bijzondere zorgplicht tegenover kapitaalverschaffers in besloten (familie-)ondernemingen

Een rechtspersoon en al degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken, hebben op grond van de wet de plicht om zich als zodanig tegenover elkaar te gedragen naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. Beperk ik mij hier tot kapitaalvennootschappen, en in het bijzonder de BV, dan brengt deze verplichting met zich mee dat de vennootschap, maar bijvoorbeeld ook haar aandeelhouders, certificaathouders met vergaderrechten, bestuurders, commissarissen alsook de organen waarvan zij deel uitmaken, naar elkaar toe zorgvuldig moeten omgaan met elkaars belangen.

De concrete inhoud van deze algemene zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het geval. Volgens de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam (de OK) geldt er voor de vennootschap een bijzondere zorgplicht naar haar aandeelhouders en certificaathouders met vergaderrechten (hierna gezamenlijk: kapitaalverschaffers) toe in het geval er sprake is van

Daarbij weegt deze bijzondere zorgplicht des te zwaarder indien sprake is van familierechtelijke verhoudingen en/of (mogelijke) belangenverstrengeling.

Deze bijzondere zorgplicht houdt voor de vennootschap in dat zij (mogelijk) conflicterende belangen tussen haar en de bestuurder(s)/meerderheidsaandeelhouder(s) tracht te voorkomen, althans tracht deze op zorgvuldige wijze gescheiden te houden, en dat zij – om dat te waarborgen – naar de minderheidsaandeelhouder(s) toe opening van zaken geeft.

Waar normaal gesproken inlichtingen door het bestuur (en de raad van commissarissen) moeten worden verstrekt aan de algemene vergadering, en individuele aandeelhouders buiten deze vergadering geen recht op door hen afzonderlijk gevraagde informatie hebben, brengt in de hiervoor genoemde omstandigheden de bijzondere zorgplicht van de vennootschap volgens de OK mee dat zij in beginsel uit eigen beweging en op vragen van een (minderheids-)aandeelhouder/niet-bestuurder ook buiten een algemene vergadering om “de nodige transparantie” dient te betrachten. De OK spreekt ook wel over “ruimhartig openheid van zaken verschaffen” of “ruimhartig van informatie voorzien over de gang van zaken”.

De vraag met welke frequentie, hoe gedetailleerd en onderbouwd en binnen welke termijn (minderheids-)aandeelhouders/niet-bestuurders moeten worden geïnformeerd, laat zich volgens de OK niet in zijn algemeenheid beantwoorden. Ook hier geldt dat dit afhangt van de omstandigheden van het geval, zoals het onderwerp waarover inlichtingen worden gevraagd. Daarbij moeten de normen van redelijkheid en billijkheid in acht worden genomen. Vooral in geschilsituaties, althans “daar waar de persoonlijke verhoudingen door achterdocht worden geregeerd is een ruimhartige, feitelijke en verifieerbare informatieverschaffing cruciaal”, aldus de OK. Aan deze informatieplicht zal in gevallen als deze moeten worden voldaan op een wijze die de kapitaalverschaffer in staat stelt zich een behoorlijk beeld te vormen over de gang van zaken of de kwestie waarop het informatieverzoek ziet en op een zodanig moment dat zij in de gelegenheid zijn om zich behoorlijk op een algemene vergadering of een bijeenkomst voor te bereiden.

De OK lijkt overigens een ruimer informatierecht, althans eerder een doorlopend informatierecht buiten de algemene vergadering, aan een 50%- of minderheidsaandeelhouders/niet-bestuurder toe te kennen naarmate de vennootschap meer besloten is. Bijvoorbeeld in de situatie van een familiebedrijf van twee broers met ieder een 50%-belang, waarvan er slechts één formeel bestuurder was, maar er tegelijkertijd binnen het bedrijf nauwelijks of geen sprake was van een scheiding tussen eigendom en leiding. Waar deze scheiding wel (voldoende) aanwezig is, wordt een ad hoc informatierecht over het algemeen meer passend geacht ter bescherming van de belangen van een 50%- of minderheidsaandeelhouders /niet-bestuurder.

Overigens vindt de verplichting om vragen te beantwoorden, of om de gevraagde informatie meer in detail of meer gesubstantieerd te verstrekken, volgens de OK haar begrenzing enerzijds daar waar voor de kapitaalverschaffers geen redelijk belang bestaat om deze informatie te verkrijgen, anderzijds daar waar een zwaarwichtig belang van de vennootschap zich daartegen verzet, bijvoorbeeld omdat het verstrekken van de gevraagde feitelijke onderbouwing onevenredig belastend is voor de onderneming. Daarvan zal overigens geen sprake zijn wanneer de vennootschap vreest dat de gevraagde informatie in een procedure tegen haar zal worden gebruikt.

Bericht delen via: