Hoe Naturalis zich vergaloppeert in de persoonlijkheidsrechten van de architect

Hoe Naturalis zich vergaloppeert in de persoonlijkheidsrechten van de architect

Verbouwing Museum Naturalis in Leiden schikt met architect Fons Verheijen. In ruil voor acceptatie van de verbouwplannen van het museum, ontvangt die anderhalf miljoen euro voor een door hem op te richten stichting die zich zal richten op wetenschappelijk onderzoek en architectuur.”, aldus de Volkskrant op 20 maart 2017.  Aanleiding is een procedure die op 10 februari 2015 (ruim twee jaar geleden) is ingeleid bij de rechtbank te Den Haag, wat heeft geresulteerd in een tussenuitspraak van 25 januari 2017 (ECLI:NLRBDHA:2017:555).

Casus

Het Naturalisgebouw en de loopbrug is ontworpen door Verheijen (hierna: “de Architect”) . Het complex is in 1998 geopend. In genoemde uitspraak wordt uitvoerig stil gestaan bij de “waardestelling” van het museum. Het geeft een inkijk in de gedachtevorming van de architect die tot uitdrukking is gekomen in het uiteindelijk ontwerp, waarbij rekening is gehouden met de functies van het gebouw. In 2000 heeft de Architect een kantoorpand ontworpen, gelegen op een terrein naast het Naturalisgebouw. Het pand moest zodanig worden ontworpen dat het zou kunnen dienen als uitbreiding van het Naturalisgebouw. Naturalis heeft deze uitbreiding begin 2013 verworven.

Naturalis is door toenemende bezoekersaantallen en fusies met andere musea (groei collecties en medewerkers) uit haar jas gegroeid. Dit heeft geleid tot een Europese aanbestedingsprocedure om het Naturalisgebouw uit te breiden en opnieuw in te richten (verbouwen). De Architect heeft deelgenomen aan deze procedure, maar de opdracht is aan een andere partij (NRA) gegund. De architect heeft, na kennis te hebben genomen van het plan van NRA, zich op het standpunt gesteld dat het ontwerp van NRA inbreuk maakt op zijn auteursrechtelijke persoonlijkheidsrechten. Heeft de Architect als een slecht verliezer te gelden?

Het Recht

Dat op architectonisch werk auteursrecht kan bestaan volgt uit artikel 10 aanhef en onder sub 6 en sub 8 Auteurswet 1912 (Aw). Wil een bouwwerk voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen, dan moet het een zekere mate van originaliteit hebben. Aan dit vereiste worden in de rechtspraak geen hoge eisen gesteld.

Naast de zogenaamde exploitatierechten, die zijn voorbehouden aan de maker van een auteursrechtelijk beschermd werk, heeft de maker ook nog morele rechten ook wel persoonlijkheidsrechten geheten. De meeste aandacht gaat vaak uit naar het bepaalde in artikel 25 lid 1 onder c en d Aw:

“De maker van een werk heeft, zelfs nadat hij zijn auteursrecht heeft overgedragen, de volgende rechten:

c. het recht zich te verzetten tegen elke andere wijziging in het werk, tenzij deze wijziging van zodanige aard is, dat het verzet zou zijn in strijd met de redelijkheid;

d. het recht zich te verzetten tegen elke misvorming, verminking of andere aantasting van het werk, welk nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de naam van de maker of aan zijn waarde in deze hoedanigheid.”

Het systeem van deze bepaling is als volgt. Er zijn twee soorten wijzigingen: de wijziging die van zodanige aard is dat verzet ertegen in strijd met de redelijkheid is; en de wijziging die een misvorming, verminking of andere aantasting van het auteursrechtelijk beschermde werk is en die nadeel zou kunnen toebrengen aan de maker. In het eerste geval vindt na de vaststelling dat er een wijziging is een redelijkheidstoets plaats; in het tweede geval niet. Wel kan in dat geval een vordering van de maker nog stranden op misbruik van recht, artikel 3:13 BW. In de praktijk wordt er dan ook vaak voor gekozen om primair voor het anker van sub d te gaan liggen en subsidiair voordat van sub c.

Veel is er te doen geweest over de vraag of sloop de ultieme vorm van verminking was of juist niet. In zijn uitspraak van 6 februari 2004 (nr. C02/282, LJN:AN 7830) sprak de Hoge Raad het verlossende woord, dat ze niet vanuit onder het bepaalde in artikel 25 lid één sub d Aw. De rechtbank te Den Haag heeft – wat betreft de sloop van de uitbreiding uit 2000 – de Hoge Raad gevolgd. Daarmee resteren ter beoordeling de wijzigingen die door de voorgenomen verbouwing aan het Naturalisgebouw zullen worden toegebracht.

De inkleuring van het recht door de rechtbank

De Architect heeft geen bezwaar tegen de voorgenomen uitbreiding van het museum en sloop van het eveneens door hem ontworpen naastgelegen pand (uit 2000), om ruimte te maken voor aanvullende nieuwbouw. Met een beroep op artikel 3:13 lid 2 BW heeft de architect nog wel geprobeerd de sloop tegen te gaan, maar de rechtbank heeft (met de Architect) geoordeeld dat de uitbreiding een geringe architectonische waarde heeft waardoor geen sprake is van misbruik van bevoegdheid. Blijft over het Naturalisgebouw zelf, waarbij de rechtbank onderscheid maakt tussen enerzijds uitbreiding en anderzijds de verbouwing/herinrichting.

De vorderingen van de Architect wat betreft de uitbreiding van het Naturalisgebouw worden eveneens afgewezen. Volgens de rechtbank heeft de architect onvoldoende gesteld om aan te nemen dat sprake is van een wijziging of aantasting van zijn werk in de zin van artikel 25 sub c of d Aw.

Aldus blijven over de wijzigingen door verbouwing van het Naturalisgebouw zelf. De Architect noemt als belangrijkste bezwaar van de verbouwing van het Naturalisgebouw dat de door hem ontworpen ruimtes volledig worden doorbroken door het plaatsen van vloeren van gevel tot gevel, waardoor het Naturalisgebouw wordt gemaakt, zoals de Architect stelt, een kolossale, met lage verdiepingen gevulde loods. Naturalis erkent dat het interieur van het Naturalisgebouw, op de bibliotheek na, zal worden gevuld met vloeren, maar stelt zich op het standpunt dat een beroep op artikel 25 lid 1, aanhef en onder sub c en d Aw afstuit op het ontbreken van reputatieschade, dan wel een belangenafweging.

In rechtsoverweging 4.16 oordeelt de rechtbank: “Met de plannen van Naturalis om de drie tentoonstellings- en laboratoriumkwadranten (dus niet de depottoren en ook niet de bibliotheek) door de tussenruimtes heen, van gevel tot gevel, te voorzien van meerdere door pilaren ondersteunde verdiepingsvloeren, verdwijnen voornoemde kenmerken van het ontwerp van de Architect van het interieur van het Naturalis. De kwadranten zullen bij gebreke van doorkijkjes en het bestaan van enkel gelijkvloerse verdiepingen van binnen niet meer individueel herkenbaar zijn, zwerfzones verworden tot raamloze gangen, het verschil tussen licht en donker speelt geen essentiële rol meer, de mogelijkheid om andere combinaties van de ruimtes te maken vervalt en er bestaat geen entree met overzicht meer. Het ontwerp met een ruimtelijk karakter maakt zodoende plaats voor een voornamelijk besloten en gevuld geheel.

De voorgenomen verbouwing van het interieur van het Naturalis raakt volgens de rechtbank de belangrijkste auteursrechtelijke trekken van het ontwerp van de Architect waardoor deze verandering een wezenlijke aantasting van het werk vormt. De wijziging moet daarom als een aantasting in de zin van artikel 25 lid één aanhef en onder d Aw worden gekwalificeerd.

Dat brengt de rechtbank op de vraag of deze bepaling nog ruimte biedt voor een belangenafweging, zoals door Naturalis gesteld. De rechtbank stelt bij de beantwoording van voornoemde vraag voorop dat de tekst van artikel 25 lid 1, aanhef en onder d Aw niet voorziet in een belangenafweging naast de ijs aan de aard van de wijziging en de nadere voorwaarden van aantasting van de eer of de naam. Nu ook artikel 6bis lid 1 Berner Conventie een belangenafweging niet noemt en de wetgever, in aansluiting bij dit artikel en anders dan in artikel 25 lid 1, aanhef en onder c Aw, in sub d evenmin een verdere toets aan de belangen van partijen heeft vermeld, moet een belangenafweging als door Naturalis bepleit worden verworpen.

Aan toewijzing van het gevorderde verbod op uitvoering van het verbouwingsplan (lees: verminking en aantasting van het Naturalis) komt de rechtbank echter (nog) niet toe, omdat in de procedure nog onbekend is of de plannen nog omkeerbaar zijn. Naturalis en de Architect hadden de rechtbank te informeren over de stand van de bouwwerkzaamheden en de mogelijke alternatieven. Echter, zover is het niet meer gekomen nu partijen elkaar in een schikking hebben gevonden.

Slotsom

Het verschil tussen ‘wijziging’ enerzijds en ‘misvorming, verminking of andere aantasting’ anderzijds is een graduele kwestie. De wet geeft geen grens aan tussen beide categorieën. Aan het onderscheid tussen en ‘wijzigingen’ enerzijds en ‘misvormingen, verminkingen of andere aantastingen’ anderzijds, verbindt de wet echter wel rechtsgevolgen. Anders dan bij ‘wijzigingen’ kan de maker ten aanzien van ‘misvormingen’, enzovoort geen afstand doen van het recht om zich hiertegen te verzetten. Daarenboven kan een bezwaar tegen ‘wijzigingen’ wettelijk afsluiten op ‘onredelijkheid’ van dat bezwaar, terwijl de wet voor ‘misvorming’ enzovoort zo’n barrière niet kent. Daarentegen stelt artikel 25 lid één sub d Aw weer wel de eis dat het bij ‘misvorming’ enzovoort moet gaan om een ‘misvorming’ enzovoort, ‘welke nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de naam van de maker, of aan zijn waarde in deze hoedanigheid’.

Het gaat hier om wetgeving die geen schoonheidsprijs verdient.

Naar mijn mening komt aan de begrippen ‘misvorming’ en ‘verminking’ weinig of geen zelfstandige betekenis toe. Ook hier gaat het om wijzigingen; de nadruk moet liggen op het element van nadeel aan de naam of de eer van de maker of aan zijn waarde in die hoedanigheid. Dit zou (veel) minder gauw aangenomen moeten worden als de naam van de maker bij het publiek niet bekend is en de maker daarop ook geen aanspraak wil of kan maken. 

Daarentegen komt wel zelfstandige betekenis toe aan het begrip (andere) aantasting. Zonder dat een werk gewijzigd wordt, kan er sprake zijn van een wijze van openbaarmaking, of van een verveelvoudiging in een bepaalde context, of van een aanprijzing van het werk, die (de reputatie van) het werk zodanig aantast, dat aan de naam, of de eer, of de waarde van de maker schade kan worden toegebracht. 

De architect is akkoord gegaan met een schikking, waarbij Naturalis zijn proceskosten betaalt, hem schadeloos stelt en nog eens anderhalf miljoen euro betaalt voor een door hem op te richten stichting. Naturalis moet flink door het (bouw)stof.

Heeft u naar aanleiding van deze blog vragen, dan kunt u contact opnemen met mr. Laurens Bezoen, lid van de praktijkgroep IE-recht & ICT-recht.

Deze blog is met veel aandacht en zorgvuldigheid geschreven, maar bevat informatie van  algemene informatieve aard. De informatie in de blog kan, afhankelijk van de omstandigheden van uw specifieke geval, niet of verminderd van toepassing zijn. De informatie in de blog dient derhalve niet als juridisch advies te worden beschouwd. Daniels Huisman aanvaardt dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit de blog.

Bericht delen via: